Ken je deze 6 basisvaardigheden?

13 november 2019 |
Delen:

Hey coach. Hallo trainer!

VolleybalXL kan wel allemaal oefeningen bedenken en tools bouwen om je spelers beter te maken of om trainen leuker te maken, maar wordt het niet eens tijd dat jij als volleybaltrainer beter gaat worden?

Welke vaardigheden zou jij als coach/trainer dit jaar kunnen ontwikkelen of verbeteren? In deze blog hebben we een zestal basisvaardigheden uitgeschreven. Oefeningen van maximaal 1 minuut hebben we deze keer helaas niet, dus print deze blog maar uit en steek het in jouw sporttas, of beter nog: houd het binnen handbereik.

#1: Gebruik het eerste contact om een klik te krijgen

Wanneer je terugdenkt aan jouw eigen beste leraar of trainer dan weet je misschien niet meer precies wat die trainer deed en welke oefeningen er werden gedaan, maar je weet wel het gevoel dat die persoon bij jou opriep. Op de een of ander manier wist je dat die trainer iets in jou zag. Belangrijk is dat de coach jou vertrouwde en jij hem of haar.
Vertrouwen is de basis van effectief lesgeven. Of mensen iemand wel of niet vertrouwen wordt meestal beslist in de eerste seconden van de allereerste keer dat je elkaar ontmoet. Gebruik dat eerste moment dus heel goed om echt contact te leggen met die speler.

De effectiefste manieren zijn; oogcontact, lichaamstaal, inlevingsvermogen en humor. Het persoonlijke contact moet voorrang krijgen. Als je mensen iets wilt leren, moet je eerst laten zien dat je om ze geeft.

#2: Houd het kort en beeldend

De beste coaches staan niet vóór een groep, maar staan náást de speler. Ze geven tijdens de training korte instructies aan de individuele speler. Je moet niet verzanden in teveel woorden en zinnen om iedereen te laten zien hoeveel jij weet. Je moet in staat zijn een beknopte boodschap over te brengen op de speler, die deze vervolgens direct probeert om te zetten in daden.

#3: Stop met vaag geklets

Vage en onduidelijke taal is een grote en veelgemaakte fout. Wanneer jij tegen een speler zegt dat deze ‘wat losser’ moet staan, dan kan de speler zich afvragen: ‘Hoe los? Hoelang?’.
Probeer als trainer dus concreet, specifiek en beeldend te zijn. Een aantal voorbeelden:

– ‘Losser staan’ is vaag. ‘Dribble alsof je op hete kolen staat’ is concreet.
– ‘Sneller spelen’ is vaag. ‘Niet over een berg maar een heuvel spelen’ is dan concreet.
– ‘Sta klaar met je handen hoog’ is vaag. ‘Sta klaar met je handen bij de netrand’ is concreet.

Gebruik dus korte concrete woorden of getallen, dingen die je kunt zien en voelen om duidelijk te maken wat er van de speler verwacht wordt.

#4: Registreer de ontwikkeling van spelers

Scoreborden zorgen ervoor dat spelers het langetermijndoel uit het oog verliezen. Leren tijdens een wedstrijd is heel lastig, want de groei zit daar waar de fouten worden gemaakt. Wanneer je alleen doet wat je alreeds kan, zul je niet beter worden. Tijdens wedstrijden is een gemaakte fout vaak een punt voor de tegenstander en dus is fouten maken tijdens een wedstrijd niet zo wenselijk. Consequentie; beperkte tot helemaal geen groei.
Maar door als coach tijdens een wedstrijd het aantal goede passes te registreren of het aantal goede blokkeringen (vraag je af wat dan ‘goed’ is) Hebben de spelers na de wedstrijd en vóór de volgende wedstrijd een objectief cijfer om hun voortgang te meten los van wat het op het scorebord staat. En met dat objectieve cijfer kun je spelers motiveren en sturen.

#5: Houd ze bij de les

Om iets te leren moet je actief zijn. Een goede speler zal altijd fanatiek worstelen om beter te worden. Daarom moet je als trainer/coach een omgeving creëren die de speler prikkelt om niet achterover te leunen, maar actief blijft. Doe liever zo min mogelijk oefeningen waar spelers in een hele lange rij moeten wachten op hun beurt. Je kan ze beter een korte reeks kleine wedstrijdjes laten spelen. Ga als coach nadenken hoe je passieve tijd kunt omzetten in actieve leertijd.

#6: Streef naar zelfredzaamheid, begeleid ze naar zelfstandigheid

Jouw lange termijndoel als coach/trainer zou moeten zijn; ‘jezelf overbodig maken.’ De spelers moeten zo goed worden dat ze jou niet meer nodig hebben. Probeer dus niet zelf centraal te staan, maar creëer een omgeving waarin mensen zelf aan hun doelen kunnen werken. Gebruik hier bijvoorbeeld ook het persoonlijk prestatie plan voor.
Sta zoveel mogelijk op de achtergrond en zorg ervoor dat ze onafhankelijk bezig kunnen zijn. Met jou langszij om ze bij te staan in hun groei naar de best mogelijke versie van zichzelf.

Delen:
Populaire blogs